Author: Jan Jaap van Rijn
First publication: 01/01/2004
Language: Dutch
Originally published in: Danswetenschap in Nederland - Deel 3
Made available by: Vereniging voor Dansonderzoek
Media: article
Disclaimer: De Vereniging voor Dansonderzoek heeft zich tevergeefs ingespannen de rechthebbende van dit artikel te achterhalen. Mocht u als rechthebbende geen toestemming verlenen voor deze publicatie, gelieve contact op te nemen met de National Centre Performing Arts: welcome@ncpa.nl

Dit artikel is eerder verschenen in: Linden, M. van der, L. Wildschut, J. Zeijlemaker (eds.) (2004), Danswetenschap in Nederland – Deel 3. Vereniging voor Dansonderzoek, pp.128-131.

Mijn doctoraalscriptie Gaan we vanavond naar Pschorr of Alcazar? gaat over het dansen in de stad Rotterdam gedurende de periode 1920-1930, waarbij het accent ligt op de moderne dansen (ballroom),  zoals die toentertijd op de dansscholen werden geleerd en in de dancings vol overgave werden uitgeleefd. De onderzoeksvraag luidt: Op welke wijze kreeg de dans(rage) van de jaren twintig gestalte in de stad Rotterdam en hoe werd daar in de pers en andere publicaties op gereageerd?

In Nederland was Rotterdam samen met het meer mondaine Den Haag één van de steden waar de rage van het moderne dansen het best gedijde. Zoals Speenhoff dichtte in 1923: `Rotterdam wil dansen. Er is geen helpen aan.’ Dancings in de Maasstad kregen bijvoorbeeld veel eerder een vergunning dan in Amsterdam, waar dansen in het openbaar zelfs tot 1924 nog officieel verboden was. Wel waren er in Rotterdam veel voorschriften waar de dancing of dansschool aan moest voldoen en was er een strenge controle. Dit voorkwam overigens niet dat er in Rotterdam ook cafés in de uitgaansbuurten voor zeelieden waren, waar gedanst werd zónder vergunning.

In de jaren twintig vormden drukpers, film, theater en radio de hoofdbestanddelen van het toenmalige medialandschap. De dagbladpers was daarbij een overkoepelend medium, in de zin dat in de dagbladen mede aandacht werd besteed aan de drie laatstgenoemde media, zodra daarin dans(muziek) voorkwam. Om die reden zijn voor dit onderzoek de dagbladen als belangrijkste bron gebruikt. In het Rotterdams Nieuwsblad (RN) – toen het meest gelezen dagblad van Rotterdam – zijn de maanden juli 1925 tot en met juni 1926, september 1920, september 1930 en januari 1921 gedetailleerd onderzocht op advertenties, artikelen, recensies, verhalen en mopjes die betrekking hadden op dans. Daarnaast is ter vergelijking voor de periode juli 1925 tot en met juni 1926 steekproefsgewijs onderzoek gedaan naar de behandeling van het thema dans in de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC), de Maasbode en de Voorwaarts. Bovendien zijn enkele periodieken en diverse romans uit de jaren twintig en vroege jaren dertig in het onderzoek betrokken.

Dans(rage)
In de dagbladpers manifesteerde de dans(rage) zich vooral via de advertentiepagina’s aan het publiek. Met name in het Rotterdamsch Nieuwsblad werd in de jaren twintig volop geadverteerd door dansscholen en dansgelegenheden. De lezer werd attent gemaakt op de mogelijkheid de moderne dansen te leren, zoals die in het buitenland en in de dancing werden gedanst. Op dezelfde pagina’s stonden de bioscoopadvertenties met de titels van de te vertonen (dans)films, en/of de namen van de dansers of dansgroepen die in het bijprogramma zouden optreden. De filmrecensenten besteedden eveneens aandacht aan het bijprogramma, inclusief de daarin opgenomen dansnummers.

Het aantal dansscholen in de stad lag rond de vijfendertig, geteld naar het aantal advertenties in het seizoen 1925/26. In het seizoen 1920/21 waren dat er overigens nog maar circa twintig. Sommige dansscholen adverteerden veel, zoals dansinstituut Van der Zanden. Andere lieten het bij één à twee advertenties per seizoen. De doelgroepen waren ook verschillend. Het dansinstituut Meyer & Fils adverteerde alleen in de deftige NRC en richtte zich duidelijk op de bovenlaag van de Rotterdamse bevolking. Het dansinstituut Gebr. Mulders richtte zich meer op de midden- en arbeidersklasse door te adverteren in het populaire RN en de socialistische Voorwaarts. Het lesgeld was ook aan die doelgroepen aangepast. Dansinstituut Meyer & Fils vroeg f 5,00 per maand, terwijl men al voor f 1,50 per maand dansen kon leren bij C C M Kroese. In de Rooms-katholieke Maasbode  werd niet geadverteerd. Enkele dansscholen adverteerden wel in andere kranten dat katholieken – uiteraard gescheiden van niet-katholieken – bij hen konden dansen, vaak in clubs.

De advertenties vermeldden behalve de namen en prijzen van de dansscholen ook de lestijden en de eventueel te behalen diploma’s. Daarentegen werden de moderne dansen die men onderrichtte, zoals Foxtrot en Tango, slechts zelden bij naam genoemd. Wel adverteerden sommige dansscholen regelmatig met bals in het weekend.

Voor wie dansen had geleerd, was er de gelegenheid om in dancings het geleerde in de praktijk te brengen. Daarvan waren er in het seizoen 1925/26 ongeveer vijftien die hun klanten via advertenties naar de dansvloer lokten. In 1920 waren dat er minder dan vijf, in 1930 ongeveer tien. Veel dancings adverteerden heel regelmatig en weer op dezelfde pagina’s als de bioscopen en de dansscholen. In de advertenties werden de diverse (dans)attracties genoemd, zoals de aanwezigheid van een orkest, de grootte of gladheid van de dansvloer en het optreden van (exotische) dansparen. De beroemdste Rotterdamse dancing was Pschorr aan de Coolsingel, een zaak waar naast het dansen vrijwel altijd optredens van artiesten te bewonderen waren. Tuschinski’s La Gaîté, gelegen in hetzelfde pand als het Grand Théâtre aan de Pompenburgsingel, en de Lybelle aan de Schiedamsevest hanteerden diezelfde exploitatieformule. In andere, speciaal op passagierende zeelui gericht dancings zoals Alcazar en de Cosmopoliet aan de Schiedamsedijk, bestond het vermaak anno 1925, 1926 uitsluitend uit het zelf dansen.

In het seizoen 1925/26 had gemiddeld tien procent van de Rotterdamse bioscopen elke week op een of andere manier dans op het programma. Dat kon een film zijn waarin dans voorkwam (bijvoorbeeld De wereld danst/The Dancers, VS, 1925 in Grand Théâtre), maar ook een bijprogramma met dans. Bijprogramma’s bestonden uit zang, cabaret, dierennummers, dans, acrobatie, enzovoorts. Als er dans was, dan was het aanbod zeer gevarieerd. Naast shows van moderne dansen (bijvoorbeeld door The Four Cecil Girls) was er ook academische dans, volksdans (bijvoorbeeld Vincente Escudero) en moderne dans (onder andere een groep van Loïe Fuller). De moderne danseres Else Dankmeyer trad op in een dancing (Lybelle) en in een bioscoop (het WB Theater) met dansen uit de opera Faust. Een andere Hollandse danseres, Hansy Götze, trad op in de bioscoop Grand Théâtre. In de Rotterdamse schouwburgen was het dansaanbod veel kleiner.

Oppervlakkig en misdadig
Naast de stuwende werking die uitging van dansadvertenties, was er vooral in protestants-christelijke en rooms-katholieke dagbladen en romans ook een tegenwerkende kracht te constateren. In de loop van de jaren twintig ziet men hier in artikelen, recensies en verhalen een verharding van de mening dat de moderne dansen een schadelijk effect op de moraal zouden hebben. In 1920 was er nog weinig commentaar en betrof dat alleen de wals, als zijnde een dans met onzedelijk trekken, een overgebleven idee uit de negentiende eeuw. Rond 1925 verschijnen er zelfs in het politiek en levensbeschouwelijk neutrale Rotterdamsch Nieuwsblad korte verhalen waarin de moderne dans wordt gekoppeld aan de veronderstelde negatieve eigenschappen van de moderne jeugd, zoals oppervlakkigheid en misdadigheid. Dat verwijt van oppervlakkigheid komt elders ook terug, bijvoorbeeld in het komische toneelstuk Dans, Nonneke, Dans! van J. M. Yssel de Schepper-Becker en J. van Randwijk, in 1925 gespeeld in Den Haag en in het derde deel van de roman De Opstandigen (1925) van Jo van Ammers- Küller.

Tegen het einde van de jaren twintig wordt er steeds meer een direct verband gelegd tussen moderne dansen en cultuurloosheid en – nog erger – zedeloosheid, promiscuïteit en prostitutie. Voorbeelden zijn het artikel Over de moderne dansen van Henri Borel over cultuurloosheid en uit Rooms-Katholieke kringen het pamflet Dansen – Und Satan lacht dazu onder redactie van J. Bemelmans, waarin vooral de zedeloosheid wordt aangekaart. De deels in Rotterdam gesitueerde, realistische roman Naakte Waarheid (1932) van Alice van Wijhe–Smeding, echtgenote van een Rotterdamse dominee, toont eveneens de ‘zedelijke neergang’ van een jonge vrouw, die graag naar jazzmuziek luistert en danst.

Conclusie
In de jaren twintig besteedden de gedrukte media relatief veel aandacht aan de moderne dansen. Daarbij werden de moderne dansen zowel verketterd via artikelen, verhalen en romans, als gestimuleerd via de advertenties van dansscholen en dansgelegenheden. Door middel van films en bijprogramma’s was de bioscoop vooral een stimulans voor het moderne dansen.

Dit artikel is een samenvatting van de doctoraalscriptie Gaan we vanavond naar Pschorr of Alcazar?. Een impressie van dansgelegenheden in Rotterdam in de jaren twintig en de wijze waarop ze zich naar het publiek profileerden. Theater-, Film- en Televisiewetenschap, Universiteit van Utrecht, 2000.

 

 

 

Sources

  • Bemelmans, J., ed., Dansen – Und Satan lacht dazu,  Roermond, J.J. Romer en Zonen/Centraal Bureau voor eer en deugd, 1931.
  • Borel, H., Over de moderne dansen, 1e druk, Den Bosch, Geert Grote Genootschap, 1927. Eerst gepubliceerd in het Haagsche Maandblad, januari 1927.
  • Gelder, B. van, Charleston? Charleston!, Rotterdam, doctoraalsscriptie Erasmus Universiteit, 1992.
  • Katz, E., The Macmillan International Film Encyclopedia, 2nd ed., London, Pan Macmillan Ltd, 1994.
  • Romer, H., Rotterdam in de jaren twintig, Zaltbommel, Europese Bibliotheek, 1984.
  • Schaik, E. van, Op gespannen voet, 1e druk, Haarlem, Uitgeverij De Haan, 1981.
  • Valck, K. de, Buurtbioscopen in Rotterdam, doctoraalsscriptie Universiteit Utrecht, 1997.
  • Vloet, R. van der, en Borgers, B, Jazzdans, Amsterdam, Em. Querido’s Uitgevers Mij, 1984.
  • Wijhe-Smeding, A. van, Naakte Waarheid, Rotterdam, Nijgh & van Ditmar, 1932.
> Share on Facebook > Share on Twitter > Share via E-mail