Reflectieve dansers en ervarende wetenschappers
Author: Liesbeth WildschutIn het derde deel van Danswetenschap in Nederland (2004) beschreef Mirjam
van der Linden enkele initiatieven die beoogden de afstand tussen theorie en
praktijk, tussen wetenschap en kunst te verkleinen. Als een van de voorbeelden
bracht zij een ontmoeting in Portugal ter sprake tussen studenten en docenten
uit diverse Europese landen en de Verenigde Staten, die dans beoefenden en/of
bestudeerden. Deze ontmoeting, onder de titel Dance Extensions for Universities,
had voor de derde keer plaatsgevonden.
Het initiatief hiertoe werd in 2001 genomen door Lydie Willem, verbonden
aan de Université Catholique de Louvain. Partners werden gevonden in de
Deutsche Sporthochchule Koln, De Universidade Technica De Lisboa en de
Universiteit Utrecht. Het programma moest voorzien in een platform voor het
uitwisselen van ideeën tussen mensen uit verschillende landen, om op deze
manier bruggen te slaan tussen diverse benaderingen vanuit de verschillende
achtergronden. Dit door Erasmus ondersteunde Intensive Programme ging in
2002 van start in Louvain-la-Neuve met een tiendaags programma, waarvoor als
thema Choreographic Pathways was gekozen. In 2003 vond de ontmoeting in
Keulen plaats met als thema Dance and Communication en een jaar later werd in
Lissabon gekozen voor Dance and Fusions. Het project was onderdeel van het
curriculum dat de studenten aan hun eigen universiteit volgden. De deelnemers
werden door de partnerinstituten geselecteerd, maar daarnaast konden ook
externe studenten zich aanmelden.
Omdat de ontmoetingen zo succesvol waren, werd na de derde editie
opnieuw een aanvraag ingediend in Brussel. Het nieuwe project moest aansluiten
bij de Bologna verklaring, hetgeen betekent dat een verdere ontwikkeling van
het curriculum nagestreefd moest worden en dat de inzet van technologie
benadrukt diende te worden. Dit eveneens door Erasmus gehonoreerde project
kreeg als titel Dance as Integrated in Humanities and Society en bouwde voort
op de ervaringen van het Dance Extensions programma. Nieuw was de
uitbreiding van partners: niet alleen Europese universiteiten konden zich
aansluiten, maar ook beroepsopleidingen. Voor Nederland betekende dit dat
naast de Universiteit Utrecht nu ook de Fontys Dansacademie (Tilburg) en de
School voor Nieuwe Dansontwikkeling (Amsterdam) van de partij waren. Andere
nieuwe partners waren de Oostenrijkse Salzburg Academy of Dance en de
Hungarian Dance Academy uit Boedapest. Een nieuwe uitdaging was de
ontwikkeling van een e-learning traject dat de studenten op de ontmoeting, die
dit keer in Nederland zou plaatsvinden, moest voorbereiden. De drie Nederlandse
partnerinstituten namen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de inhoud en
de organisatie van het project op zich.
We kozen als thema Reflection in Dance, met als aandachtsgebieden
‘Reflection in movement practice’, ‘Reflection in the creative process’ en
‘Reflection in the learning process’. Beoogd werd dat voor theoretisch
georiënteerde studenten het project de mogelijkheid zou bieden om meer kennis
te verwerven over beweging, over choreografische principes en over het
creatieproces. Deze aan den lijve ondervonden ervaringen en inzichten konden
hun theoretische kennis verdiepen. Studenten die voor zichzelf een toekomst als
danser of als choreograaf zagen, zouden door het lezen en bediscussiëren van
literatuur inzicht in mogelijke perspectieven krijgen. Deze kennis konden zij
toepassen in de praktijk om zo een eigen visie op dans te ontwikkelen. Voor de
danswetenschapper had de praktijk en voor de danser de theorie een
complementaire functie. Door samen te bewegen, te lezen, te luisteren, te kijken
en van gedachten te wisselen werd er gereflecteerd op hun eigen kennis en
vaardigheden en op die van anderen.
Het programma
Het ontwikkelen van het e-learning traject was uitdagend omdat het nieuw was
voor de meeste docenten en studenten. We konden experimenteren met nieuwe
mogelijkheden. Het project werd geleid door Äli Leijen, een Utrechtse
promovenda, die onderzoek doet naar mogelijkheden om ICT (Information and
Communication Technology) in te zetten in creatieve leeromgevingen, zoals een
dansacademie.
Alle studenten bereidden gedurende vier maanden twee seminars 1 en twee
workshops 2 voor. De docenten die de seminars en de workshops in Amsterdam
zouden leiden, ontwikkelden de cursussen. De studenten leerden elkaar en hun
docenten op afstand kennen, zij verdiepten zich in verschillende onderwerpen
door aangeboden artikelen te lezen en zelf literatuur te zoeken. Ze maakten hun
mening kenbaar, gaven commentaar op elkaars werk, rapporteerden over
opgedane ervaringen tijdens opdrachten die in de studio of in de buitenlucht
uitgevoerd moesten worden en gingen op pad om indrukken te verzamelen of
interviews af te nemen. De docenten gaven feedback en beoordeelden de digitaal
ingestuurde opdrachten.
Opvallend, en naar mijn mening het gevolg van het tijdens de e-learning
ontstane contact, was dat daadwerkelijk in Amsterdam, de groep van 44
studenten niet voortdurend uiteen viel in groepjes studerend aan hetzelfde
instituut. De interesse in elkaars visie op dans, zowel praktisch als theoretisch,
was reeds gewekt en bleef gedurende de ontmoeting in Amsterdam voortdurend
aanwezig.
In de studio’s van de theaterschool en de dansacademie van Lucia Marthas
volgden de studenten technieklessen en workshops, in de theaterzaal woonden
ze seminars bij en gingen ze in gesprek met choreografen naar aanleiding van
voorstellingen die ze bezochten tijdens Julidans. Ook discussieerden ze dagelijks
in groepjes van acht over uiteenlopende onderwerpen die ze deels zelf
aandroegen. De gesprekken werden voortgezet tijdens de maaltijden en de
wandelingen tussen de verschillende locaties. Op de laatste dag gaven de
studenten in kleine groepjes een performance waarin zij hun indrukken hadden
verwerkt. Terug in hun eigen land schreven zij individueel een eindwerkstuk,
waarin zij een onderwerp waarmee zij tijdens het project in contact waren
gekomen, verder uitdiepten.
Evaluatie
Het project is op verschillende manieren geëvalueerd. Tijdens de laatste dag
vulden de studenten evaluatieformulieren in, discussieerden met elkaar over hun
ervaringen en gaven speelse presentaties waarin zij hun ervaringen verwerkten.
Na thuiskomst vulden zij nog een vragenlijst in. Dat de praktijk voor de
danswetenschapper en de theorie voor de danser een complementaire functie
kunnen hebben, kwam uit de reacties duidelijk naar voren.
Het aan den lijve ondervinden van bepaalde stijlen of technieken bleek voor
sommigen een eyeopener te zijn, evenals het wekelijk voelen van de
bewegingen in plaats van er over na te denken. Andersom ervoeren anderen het
intensief en gedurende een langere periode nadenken over dans als erg
vruchtbaar. Met name door de dagelijks terugkerende discussies waren de
studenten steeds beter in staat om gedachten over dans te verwoorden.
Studenten werden zich bewust van hun vaak nog beperkte blik op dans door de
confrontatie met andere manieren van naar dans kijken en over dans praten. Als
positieve punten noemden ze het ontdekken van het belang de horizon te
verruimen en begrip te krijgen voor mensen met andere meningen. Tot nu toe
werd door sommigen alleen nagedacht over dans als een manier van bewegen
vanuit het perspectief van de danser.
Ook werden zij zich bewuster van de eigen culturele bagage en van de relatie
tussen dans en cultuur, waardoor zij beter begrepen hoe verschillend mensen
naar dans kijken en dans waarderen.
Een greep uit reacties die mij later per email bereikten:
A whole new world was revealed to me: the theoretical, the critical.
More selfconfidence and an open mind
About many things I haven’t clarified my opinion but it is spinning in my mind
and this is an outcome of the project that I value very much.
To accept other opinions, to give words to experiences
This program wasn’t there to learn dance but to give an idea what possibilities
you have in dance.
It was a revelation that you also can talk about dance, not only communication
by movement.
It is a very good opportunity to be in contact with very different people, know
how they think and observe and how they deal with the different workshops.
Het e-learning traject was, zoals gezegd, een nieuw onderdeel. Äli Leijen
registreerde zorgvuldig welke problemen studenten en docenten ondervonden en
analyseerde de vragen die per email aan haar gesteld werden. Bovendien legde
zij de studenten in kleine groepjes vragen voor tijdens het programma in
Amsterdam, en interviewde zij de docenten. Haar bevindingen beschreef zij in
een evaluatierapport ten behoeve van Erasmus. De verkregen data verwerkt zij
eveneens in haar proefschift.
Uit de reacties van studenten kwam naar voren dat een heldere
beschrijving van doelen en deadlines onontbeerlijk is. Snelle feedback van de
docenten is nodig, niet alleen voor de studenten die er om vragen.
Samenwerking bleek het meest problematische aspect. Met studenten op afstand
werken aan een gezamenlijke opdracht leidde gemakkelijk tot frustratie, vanwege de vaak te zware werkdruk, maar tegelijkertijd noemden studenten dit samenwerken ook het leukste aspect van de e-learning.
Studenten van de universiteit Utrecht die al in Lissabon, Keulen of Louvain-la-Neuve
deelgenomen hadden meldden zich aan om bij de organisatie te assisteren en verslag te leggen van de activiteiten en de discussies die dagelijks plaatsvonden. Dit materiaal is gebundeld in een boekje. Naast de neerslag van de discussies en de resultaten van de evaluaties worden hierin doelstelling en opzet van het project beschreven, en wordt er inhoudelijke informatie gegeven over de technieklessen, de workshops en de seminars 3 . Ook de website is nog te bezoeken: http://DIHS.let.uu.nl
Tot slot
Voor sommige studenten betekende het deelnemen aan dit programma dat zij
kennismaakten met andere benaderingen, anderen werden bewuster van eigen
inzichten, juist door deze te scherpen aan andere perspectieven of door het
eigen lichaam anders te leren kennen. Het is zinvol gebleken studenten in de
gelegenheid te stellen hun horizon te verruimen door op een andere manier dan
zij tot dan toe gewend waren de dans te benaderen. Het DIHS project is met de
Amsterdamse aflevering beëindigd, maar inmiddels is een aanvraag voor een
vervolgtraject in Salzburg de deur uit.