Author: Femke de Wolff
First publication: 01/01/2008
Language: Dutch
Originally published in: Danswetenschap in Nederland - Deel 5
Made available by: Bloemlezing Vereniging voor Dansonderzoek (VDO)
Media: article

Deze artikelen zijn eerder verschenen in: Linden, M. van der, L. Wildschut, J. Zeijlemaker (eds.) (2008), Danswetenschap in Nederland – Deel 5. Vereniging voor Dansonderzoek, pp.167-174

Het uitgangspunt voor mijn scriptie is tweeledig geweest. Ik heb me verdiept in de euritmie en in de keuzes die worden gemaakt bij het schrijven van een biografie. Euritmie is een dansvorm die rond het begin van de vorige eeuw in Duitsland is ontstaan vanuit de antroposofie. Tijdens mijn Master-stage diende zich de mogelijkheid aan om zelf een biografie te schrijven. Mijn taak bij het Impresariaat voor Euritmie was namelijk het voorbereiden van een boek over de geschiedenis van de euritmie in Nederland.[i] In dit boek zou ook een aantal biografieën worden opgenomen. Door de vele gesprekken die ik voerde met mensen uit de euritmiewereld ontdekte ik dat in Nederland Astrid van Wageningen een belangrijke rol heeft gespeeld. In mijn doctoraalonderzoek heb ik daarom toegewerkt naar het schrijven van een biografisch artikel over deze bijzondere vrouw dat ook kon worden gebruikt in het boek over de euritmie in Nederland.

In het eerste deel van mijn onderzoek heb ik door middel van literatuuronderzoek op een rijtje gezet wat de eisen zijn waaraan een biograaf en een biografie moeten voldoen. Aan de hand van deze lijst met eigenschappen heb ik in het tweede gedeelte van mijn scriptie drie biografieën van Isadora Duncan vergeleken, waardoor ik een beeld heb gekregen van de keuzes die biografen in de praktijk maken. Naar aanleiding daarvan heb ik in het derde deel een aantal keuzes gemaakt over de stijl en inhoud van mijn eigen biografie. Tot slot heb ik onderzoek gedaan naar het leven van Van Wageningen en het biografische artikel geschreven.

De bouwstenen van een biografie
De schrijfster Hella Haasse, die ik veelvuldig heb geraadpleegd, geeft in haar artikel De literaire biografie (Haasse, 1992, p. 16) een overzichtelijke indeling van de verschillende methoden die zijn bedacht om het complexe karakter van de biografie te doorgronden. Zij onderscheidt vier verschillende werkwijzen voor het schrijven van een historische biografie.

De eerste methode is ‘de objectieve biografie, die al het beschikbare materiaal op een rij zet.’ De tweede is ‘de wetenschappelijk-historische biografie, die zich niet verliest in hypothesen, geen leentjebuur speelt bij de roman, en zich onthoudt van psychologische interpretaties, en waarbij de basistechniek bestaat in zorgvuldig gebruik van geselecteerd materiaal, chronologisch gerangschikt, met een verantwoorde dosis achtergrond informatie.’ De derde methode is ‘de artistiek-wetenschappelijke biografie, die minstens evenveel bronnenstudie vereist als de voorafgaande, maar waarbij de biograaf meer als een creatieve schrijver dan als een historicus te werk gaat, namelijk door het materiaal zo levendig en smakelijk mogelijk te arrangeren.’ De laatste aanpak is ‘de biografie die geschreven is, en gelezen kan worden, als een roman, maar dan één, die gebaseerd is op authentiek feitenmateriaal, en waarin bijvoorbeeld fragmenten uit brieven en dagboeken verwerkt zijn tot scènes en dialogen.’

De drie biografieën over Duncan die ik in het tweede deel van mijn scriptie heb geanalyseerd, gaan over een historisch figuur. Mijn biografie over Van Wageningen speelt zich ook in het verleden af. De eisen die horen bij een historische biografie waren daarom zeer belangrijk voor mijn vergelijking in het tweede gedeelte.

Een historische biografie moet op verifieerbare feiten berusten en een overzichtelijke, losse, niet per se chronologische structuur hebben, die op deelonderzoeken van het leven van de gebiografeerde is gebaseerd. De biograaf moet, in de juiste beelden, met de juiste woorden, de geportretteerde tot leven laten komen en zijn tijd en omgeving zichtbaar maken.

Drie keer Duncan
De belangrijkste reden waarom ik Duncan heb gekozen voor een toetsing van de eisen van een biografie aan de praktijk, is dat zij een zeer beroemde danskunstenares is geweest die de wereld een nieuwe vorm van dans heeft laten zien. Ook Van Wageningen heeft bijgedragen aan de opkomst van een nieuwe vorm van dans, de euritmie. Daarnaast zijn er over Duncan zeer veel biografieën te vinden; ik wist dus zeker dat ik genoeg vergelijkingsmateriaal zou hebben. Doordat de biografieën verschillende uitgangspunten hebben en verschillen in opzet en inhoud, heeft dat een mooi beeld gegeven van de vóór- en nadelen van de verschillende gebruikte methoden. Door deze vergelijking ben ik beter in staat geweest een manier van schrijven te kiezen voor mijn eigen biografie. De biografieën die ik heb gebruikt zijn: Isadora: a sensational life (Peter Kurth, 2003), The real Isadora (Victor Ilyitch Seroff, 1971) en The search for Isadora: the legend & legacy of Duncan (Lillian Loewenthal, 1992).

Voor de analyse van deze drie boeken heb ik steeds dezelfde werkwijze toegepast. Elke biografie is doorgenomen aan de hand van de puntenlijst van eigenschappen uit het eerste deel van mijn scriptie. Bij elke biografie heb ik eerst een korte introductie van de auteur gegeven, vervolgens ben ik ingegaan op uiterlijkheden van de biografie, zoals het aantal bladzijden, de hoofdstukindeling en de illustraties. Daarna heb ik zeer uitgebreid gekeken naar het eventuele voorwoord en nawoord van de biograaf. Vervolgens heb ik alle hoofdstukken doorgenomen, waarbij ik vooral heb gelet op de verdeling van de verschillende levensfases over het aantal bladzijden. Belangrijk ook waren de aandacht voor de kindertijd en het sterfbed, het aantal citaten per hoofdstuk, de manier waarop de biograaf omstandigheden beschrijft en in hoeverre hij ingaat op de cultureelhistorische omstandigheden.

Het grote verschil tussen de drie biografen was het perspectief van waaruit zij hun biografie hebben geschreven. Kurth (2003) heeft een uitgebreid historisch onderzoek gedaan naar de persoon Duncan. Volgens de categorisering van Haasse is zijn biografie een wetenschappelijk-historische biografie. Seroff (1971) heeft zich vooral gericht op het geven van een beschrijving van Duncan zoals hij haar heeft gekend en leverde hiermee een werk af dat pendelt tussen de artistiek-wetenschappelijke en ‘romanachtige’ biografie. Loewenthal (1992) richt zich echter veel meer op de kunstenares die Duncan is geweest. Haar biografie is dan ook niet chronologisch, maar thematisch van opzet en valt in de categorie wetenschappelijk-historisch.

Op zoek naar Van Wageningen

Naar aanleiding van de gemaakte vergelijkingen in deel twee, heb ik in het derde deel van mijn onderzoek inhoudelijke keuzes gemaakt met betrekking tot het schrijven van mijn biografische artikel over Van Wageningen. Ik heb onder andere het leven van Van Wageningen op zeven thema’s onderzocht: haar jeugd, haar persoonlijkheid, haar uiterlijk, haar liefdesleven, haar leven als euritmiste in Dornach, haar leven als euritmiste in Nederland en haar sterfbed. Deze thema’s vormden ook de leidraad voor al mijn interviews.

Bij deze opzet heb ik rekening gehouden met verschillende obstakels die ik tegenkwam bij het schrijven van mijn biografie. Zo luidde de opdracht dat de biografie niet meer dan drie bladzijdes mocht tellen. Richtinggevend was tevens het soort bronnenmateriaal: Van Wageningen is nooit een bekend figuur geweest over wie veel is geschreven, en ook zijzelf heeft geen teksten achtergelaten. Daarnaast was ze enig kind en heeft ze geen kinderen gekregen, waardoor ik veel verhalen niet heb kunnen verifiëren. Tot slot vormden ook de geïnterviewden een probleem: velen van hen waren erg oud en konden het verleden niet altijd meer helder voor de geest halen. Daarnaast speelde er soms oud zeer mee, zoals bij mevrouw Clingett, die niet met mij wilde praten omdat haar man hoogstwaarschijnlijk een oogje op Van Wageningen heeft gehad.

Door de interviews uit te schrijven en te categoriseren naar deze zeven thema’s heb ik inzicht kunnen krijgen in welke informatie ik het beste kon gebruiken in mijn artikel.

Mijn biografie over Van Wageningen is een historische biografie geworden, naar de definitie van Hella Haasse (1992). De methode die ik heb gebruikt binnen dit genre is die van de artistiek-wetenschappelijke biografie omdat het boek waarin mijn artikel zal worden geplaatst daarom vraagt en omdat uit de drie biografieën over Duncan is gebleken dat het resultaat van deze methode prettig leest.

In mijn artikel heb ik, tot slot, gestreefd naar een overzichtelijke, losse structuur. Ik ben niet in dialoog gegaan met Van Wageningen en ik heb mij zoveel mogelijk gebaseerd op de feiten. Daarnaast heb ik mij voornamelijk gericht op de wisselwerking tussen het individu en bepaalde gebeurtenissen en ontwikkelingen, ondersteund door afbeeldingen.

[i] Het boek is in voorbereiding. Publicatiedatum vooralsnog niet bekend.

Astrid van Wageningen: haar leven en werk in Nederland

door Femke de Wolff


Ik kan alleen woorden ontmoeten,
U niet meer
Maar hiermee houd het groeten aan, zozeer,
Dat ik wel moet geloven, dat gij luistert,
Zoals ik omgekeerd uw stilte in mij hoor[1]

Het enige wat ik betreur aan mijn speurtocht naar het leven van Astrid van Wageningen, is dat ik haar nooit heb gekend. Ik raakte geïnteresseerd in deze bijzondere vrouw nadat ik in haar huis was geweest waar zij negen jaar eerder was overleden. Ik was daar voor een interview over de geschiedenis van de euritmie in Nederland met Anneke Baron. Baron kwam als euritmiestudente van Van Wageningen bij haar wonen en heeft dertig jaar met haar samengeleefd in de Riouwstraat tegen over de academie voor euritmie in Den Haag. Baron vertelde met zoveel liefde over Van Wageningen en het werk dat zij heeft verzet voor de euritmie in Nederland, dat ik besloot dat zij een speciaal plekje verdiende in het boek over de geschiedenis van de euritmie in Nederland.

Van Wageningen woonde in een groot en statig huis, waarvan ze de raamkozijnen en deurpost fris wit en stralend lichtblauw had laten schilderen. Ze kocht het huis nadat haar man vroeg was gestorven in 1969, zodat ze altijd dicht in de buurt van de academie zou zijn. Op de begane grond bevindt zich de ruime, gezellige keuken, waar de euritmiestudenten van Van Wageningen altijd een kopje soep mochten komen drinken tussen de middag. Ook vonden hier de eerste vergaderingen plaats van het bestuur van de academie voor euritmie. Op de grond van de keuken knipte Van Wageningen patronen voor nieuwe jurken, samen met Coby, haar huishoudster. Zelf bewoonde ze de eerste verdieping. Toen ik naar boven liep, was het net alsof ze er nog was. Niets was verplaatst en zelfs het ziekenhuisbed waarin ze was gestorven, stond er nog. Opvallend was de grote Jugendstilbank met hoge rugleuning in de vorm van een halve maan. Verder stonden er overal prachtige stenen, schelpen en mineralen en hingen er aan de muren zachte aquarellen en een afbeelding van het sterrenstelsel. Ook opvallend was het grote aantal boeken; bijna allemaal dichtbundels van Nederlandse dichters.

Dit laatste zou op zich niet zo heel bijzonder zijn, ware het niet, dat Van Wageningen een Duitse was, die pas op haar 42ste naar Nederland kwam. Toch koesterde ze een grote bewondering voor de Nederlandse taal, die ze zich zeer snel eigen maakte. Vooral de Nederlandse gedichten spraken haar erg aan en ze gebruikte die vaak bij haar euritmielessen en voor opvoeringen.

Astrid Schmidt, zoals haar meisjesnaam luidde, was naar Nederland gekomen omdat ze verliefd was geworden op een Nederlandse man, Gerard van Wageningen. Ze ontmoetten elkaar in Dornach, Zwitserland, waar zij bij de Eurythmiebühne van de beroemde euritmiste Marie Savich zat. Hij was op dat moment voorzitter van één van de twee antroposofische verenigingen die er in Nederland waren. Om elkaar beter te leren kennen besloten ze op vakantie te gaan. Dat beviel blijkbaar goed, want al vrij kort daarna, in 1953, trouwden ze en verhuisde het paar naar Nederland.

Van Wageningen werd op zondag 5 juni 1911 geboren in Stuttgart. Ze groeide op in Tübingen waar haar vader directeur was van de technische school. Haar ouders waren antroposofen van het eerste uur. Van Wageningen ging naar een gewone lagere school en daarna naar een meisjesschool, maar ze kreeg wel al euritmielessen, waarschijnlijk van Lory Smit, de eerste euritmiste.

Toen ze achttien was, vertrok Van Wageningen naar Dornach, waar ze gedurende drie jaar de euritmieopleiding volgde. In de jaren daarna bleef ze in Dornach en werd ze een zeer geliefde podiumeuritmiste. Ze had haar eigen manier van bewegen, die heel licht was. Ook was ze makkelijk inzetbaar vanwege haar slanke gestalte en kon ze moeiteloos opgaan in groepen, omdat ze zelf niet bijzonder uitgesproken was. Cara Groot, een goede vriendin van haar in Dornach, vertelde over het zorgzame karakter van Van Wageningen en de projecten die ze altijd weer verzon om anderen te helpen. Zo hadden de euritmisten het financieel altijd zwaar, zeker vlak na de oorlog. Van Wageningen wilde daar iets aan doen en begon toen een werkplaats voor mobiles en caleidoscopen. De euritmisten kwamen haar altijd helpen in haar kamer als ze een uurtje vrij hadden. Met de zelf gemaakte spullen ging ze vervolgens naar Basel en dan verkocht ze, vooral met kerstmis, een heleboel. Het geld dat ze verdiende was voor de euritmisten, zodat ze bijvoorbeeld truien konden kopen. Groot heeft goede herinneringen aan die tijd: ‘Ze had altijd wel weer iets lekkers voor ons, we hebben zoveel gelachen.’

Het was Van Wageningen ten voeten uit. Ze kon altijd goed met anderen opschieten, was begaan met iedereen en zorgzaam. Bovendien was ze ook zeer ondernemend en voerde ze haar plannen altijd uit. Door haar charme waren mensen ook snel bereid iets voor haar te doen; ze gingen bijvoorbeeld bijna altijd in op haar uitnodigingen om een cursus te geven. Van Wageningen was typisch een gevoelsmens, maar ook een ‘wilsmens’; filosofisch was ze totaal niet. Ze was nuchter en absoluut niet zweverig. Ze trad echter niet graag op de voorgrond. Tijdens de bestuursvergaderingen van de academie hoorde je haar zelden, maar zij is wel diegene geweest die de naam ‘Academie voor Eurythmie’ verzon.

Van Wageningen was niet iemand om stil te zitten, dus vlak nadat ze in Nederland was komen wonen, begon ze zich weer bezig te houden met de euritmie. Annemarie Ehrlich was op dat moment al euritmiste in Nederland en had een groep opgericht voor jonge euritmisten, waarmee ze opvoeringen gaf. Ze kwamen altijd op woensdag bij elkaar om te oefenen. Ehrlich merkte echter dat ook oudere euritmisten interesse hadden in de groep en zo raakte Van Wageningen betrokken bij de ‘woensdaggroep’. Zij werd de spil tussen de Nederlandse groep en de groep in Dornach van Savich, met wie zij vele jaren had samengewerkt.

Van Wageningen leerde bij de woensdaggroep Will Stigter kennen, die ook in Dornach was opgeleid tot euritmiste. Samen met Elisabeth Knottenbelt, ook een euritmiste, begonnen zijn in 1963 de eerste euritmie-opleiding in Nederland. De opleiding duurde drie jaar en Baron was één van de studenten. In die periode ontstonden er grote meningsverschillen tussen de drie grondleggers. Stigter had voornamelijk moeite met de manier waarop Van Wageningen werkte. Stigter werkte sterk vanuit haar bewustzijn en wilde graag uitleg geven, terwijl Van Wageningen werkte vanuit haar gevoel en de studenten zoveel mogelijk liet ervaren. Na drie jaar besloten zij om een jaar te stoppen. Ehrlich nam de opleiding toen over, samen met Liselot Roeters-van Lennep en Ank Smit. Na het ‘pauzejaar’ zouden Van Wageningen, Stigter en Knottenbelt weer terugkomen. Het liep echter anders. Stigter brak haar heup, Knottenbelt kreeg het aan haar hart en Gerard van Wageningen werd ernstig ziek. Van Wageningen heeft haar echtgenoot toen zeer intensief verzorgd. De opvolgsters zetten de opleiding voort, maar op voorwaarde dat het een echte academie zou worden. Een jaar later, in 1967, namen Van Wageningen en Stigter de dames Ehrlich, Roeters-van Lennep en Smit wel mee naar Dornach om hen voor te stellen aan de sectieleider euritmie van de Antroposofische vereniging en hen kennis te laten maken met de andere euritmiescholen in Europa.

Meteen nadat Van Wageningen in 1953 naar Nederland kwam, was ze niet alleen betrokken bij de woensdaggroep als euritmiste, maar werd ze ook gevraagd om bestuurslid te worden van de Stichting Eurythmie in Nederland, die toen werd opgezet om de euritmisten financieel te steunen. Deze stichting is uiteindelijk in 1967 overgegaan in de Vereniging ter bevordering van de Eurythmie.

Deze vereniging ontstond tegelijk met de officiële oprichting van de Academie voor Eurythmie. In 1968 werd Werner Barfod naar Nederland gehaald om de nieuwe academie te leiden en in 1969 werd hij officieel directeur. In dat jaar overleed de echtgenoot van Van Wageningen. Van Wageningen richtte zich daarna weer volledig op de euritmie. Ze verhuisde zelfs om zo dicht mogelijk bij de academie in de buurt te zijn. Ze heeft tot 1977 in het bestuur gezeten en nog heel lang sololessen gegeven. Ze was ook zeer actief in het organiseren van korte cursussen voor de studenten en haalde veel Europese euritmiegroepen naar Nederland voor voorstellingen. De leiders van die groepen mochten dan altijd bij haar in huis logeren.

Van Wageningen is ook de stuwende kracht geweest achter een andere belangrijke ontwikkeling in de euritmie in Nederland, namelijk de oprichting van de Bond voor Eurythmisten. Ze vond dat het nodig was dat de euritmisten zich als beroepsgroep profileerden. Ehrlich werd de eerste voorzitter van de bond en Van Wageningen en zij hebben veel gepraat over de opzet en het doel van de bond. Ook hier speelde trad Van Wageningen niet op de voorgrond.

Barfod nam langzamerhand de woensdaggroep over en in 1972 veranderde de naam in Nederlands Eurythmie Ensemble en werd alles een stuk professioneler. Van Wageningen had het erg moeilijk met deze veranderingen. Barfod werkte op een heel andere manier dan zijn collega, veel bewuster. Hij interpreteerde de teksten van Rudolf Steiner op zijn eigen manier en daar kon Van Wageningen moeilijk mee over weg. In die tijd openbaarde de ziekte van Parkinson zich al bij haar; ze trilde veel en slofte een beetje. Werner Barfod stelde dat een euritmist gevraagd moest worden voor het nieuwe ensemble, wat  impliceerde dat ook de euritmiste van het eerste uur er niet vanzelfsprekend bijhoorde. Van Wageningen heeft zich toen uiteindelijk zelf teruggetrokken, maar wel met pijn in haar hart. Ze heeft het ensemble nog wel een tijd begeleid bij het instuderen van voorstellingen.

Tijdens het ziekbed van haar man merkte Van Wageningen dat ze goed was in het beleven van de pijn van andere mensen en dat ze hen daarbij kon helpen. Na haar vertrek bij het Nederlands Eurythmie Ensemble is zij aan huis mensen gaan ontvangen om hen heileuritmie te geven. Een belangrijk onderdeel daarbij was, dat ze hen liet praten en echt aandachtig luisterde. Dit heeft vele mensen goed gedaan en Van Wageningen heeft er vele hechte vriendschappen aan overgehouden. Deze mensen zijn haar tijdens haar lange ziekbed altijd trouw blijven bezoeken.

Door haar mooie, slanke en charmante verschijning heeft Van Wageningen altijd zeer veel aanbidders gehad, maar Gerard is haar grote liefde geweest. Ze hebben elkaar pas op late leeftijd ontmoet. Ze zijn maar zestien jaar samen geweest, maar het was echte liefde. Tot Van Wageningens grote spijt heeft zij nooit kinderen gekregen. Gerard kwam haar altijd ophalen van haar lessen. Dan zwaaide ze uit het raam en trippelde op hoge hakken door de school zo snel mogelijk naar hem toe. Na zijn dood is zij nooit meer een liefdesrelatie met een andere man aangegaan. Voor Gerard is Van Wageningen, toen ze nog heel jong was, kort getrouwd geweest met een Duitse arts. Dat huwelijk heeft niet lang stand gehouden, ze waren te verschillend.

In 1982 openbaarde zich bij Van Wageningen de ziekte van Parkinson. Vooral het lopen ging moeilijk. Ze is een paar keer uit de tram gevallen, omdat ze het trapje niet op kon komen. Verder kon ze alles nog wel zelf, maar ze ging steeds verder achteruit. In 1987 kreeg ze een attack en werd ze opgenomen in het Bronovo ziekenhuis. Ze werd helemaal afhankelijk en ook het spreken ging bijna niet meer. Ze heeft twee maanden in het ziekenhuis gelegen, maar daar zag je haar wegkwijnen, dus toen hebben Baron en Coby haar mee naar huis genomen om daar te sterven. Dit duurde echter nog tien jaar. Ze is in die tien jaar nooit kwaad geweest. Ze straalde zelfs altijd iets heel liefdevols uit naar haar omgeving. Dit raakte iedereen die bij haar op bezoek kwam. Een verpleegster die haar thuis verzorgde heeft zelfs gezegd: ‘Ondanks dat je niet met haar kunt praten, straalt ze zoveel tevredenheid en dankbaarheid uit. Wat kunnen we nog veel van haar leren. Ik heb nog nooit een patiënt gehad met een dergelijk lot, die zoveel uitstraalde.’ Ze heeft er een week over gedaan om te sterven en ze is heel rustig heen gegaan.

Van Wageningen heeft lange tijd gewerkt aan euritmie op gitaarmuziek en ooit heeft ze tegen Ehrlich gezegd dat ze graag op haar begrafenis een bepaald stuk van Bach op gitaar zou willen horen. Helaas is dat stuk nooit meer terug gevonden, maar er waren wel vele, vele mensen die haar de laatste eer hebben bewezen.

Een vrouw met zoveel liefde voor anderen, met zoveel kracht en compassie, had ik graag leren kennen. Tot het laatst is ze harmonisch geweest en heeft ze veel voor anderen betekend. Door haar bemiddelende karakter en haar niet aflatende inzet heeft ze ervoor gezorgd dat de euritmie in Nederland in de wereld is komen te staan. Nog één keer draai ik mij om en bekijk ik haar stenen, aquarellen, dichtbundels en bijzondere meubels. Voordat ik haar stralend lichtblauwe deur achter mij sluit en haar laat rusten.  [2]

[1] Gedicht van Achterberg, opgeschreven door Van Wageningen in een klein notitieboekje vol met gedichten en euritmievormen.

Sources

  • Amerongen, M. van (1993). Mijn leven zijn leven: over biografieën, autobiografieën, hagiografieën en anti-biografieën. Amsterdam: Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek.
  • Cornelissen, I. (1993). Speurtocht naar de (auto)biografie. Amersfoort.
  • Edel, L. (1957). Literary Biography. Londen.
  • Haasse, H.S. (1992). De literaire biografie. In: B. Toussaint & P. van der Velde (Eds.) Aspecten van de historische biografie (p. 16). Kampen: Kok Agora.
  • Kendall, P.M. (1985). The art of biography. New York: Garland.
  • Kurth, P. (2003). Isadora: a sensational life. London: Abacus.
  • Loewenthal, L. (1992). The search for Isadora: the legend & legacy of Duncan. Pennington, NJ: Dance Horizons.
  • Seroff, V.I. (1971). The real Isadora. New York: Dial Press.
  • Toussaint, B. & Velde, P. van der (Eds). (1992). Aspecten van de historische biografie. Kampen: Kok Agora.
> Share on Facebook > Share on Twitter > Share via E-mail